Pop-ups configureren

Een kaart kan beschrijvende informatie geven over objecten die zijn geconfigureerd voor weergave in een pop-up. Pop-ups tonen de attributen die aan elke objectlaag in de kaart zijn gekoppeld, zoals wandelpaden, grondprijzen of werkloosheidspercentages. Ze kunnen bijlagen, afbeeldingen en diagrammen weergeven en kunnen gekoppeld worden aan externe webpagina's. U kunt pop-ups op beelden configureren als u met een imageservice werkt die op een mozaïekgegevensset is gebaseerd. Een pop-up op een afbeeldingslaag geeft de attributen van afbeeldingen op de huidige locatie weer, zoals de acquisitiedatum, sensortype en bewolking.

De standaardweergave voor een pop-up voor een laag is een eenvoudige lijst met attributen en waarden. Als eigenaar van een kaart kunt u de pop-ups opnieuw configureren om de lijst met zichtbare en verborgen velden te definiëren en om te bepalen hoe deze informatie wordt weergegeven. U kunt bijvoorbeeld een eenvoudige lijst met attributen weergeven of een rijke interactieve ervaring bieden bij het visualiseren en vergelijken van objecten in bepaalde lagen door aangepaste tekst en grafieken te tonen.

U kunt pop-ups configureren in map-, feature- en imageservicelagen van ArcGIS Server, in kaartnotities en in lagen uit bestanden. Als u pop-ups configureert voor een ArcGIS Server-objectlaag, kunt u ook instellen welke velden bewerkbaar zijn. Pop-ups worden niet ondersteund voor OGC WMS en OGC WMTS. Het configureren van pop-ups voor KML-lagen wordt niet ondersteund. Alle objectgegevens in de laag worden automatisch weergegeven (u kunt deze niet configureren of uitschakelen). Pop-upconfiguraties die u maakt voor lagen die u bezit, kunnen worden opgeslagen met de itemeigenschappen en automatisch worden ingeschakeld voor andere kaarten die deze laag gebruiken. De configuratie is alleen van toepassing op de laag in de kaart en niet op de feitelijke service die op uw GIS Server wordt uitgevoerd.

OpmerkingOpmerking:

De pop-ups kunnen pas op uw kaarten worden weergegeven als u uw ArcGIS Server-servicelaag hebt gedeeld op de website. Als u uw service deelt met groepen waarvan u lid bent, en niet met iedereen (openbaar), kunnen alleen leden van de groepen uw pop-ups zien.

Pop-ups inschakelen en verwijderen

Een kaart kan beschrijvende informatie geven over objecten die zijn geconfigureerd voor weergave in een pop-up. Pop-ups inschakelen op een laag is snel gedaan. Kaartlagen kunnen echter veel objectgegevens bevatten en kaarten kunnen meerdere lagen bevatten. Pop-ups zien er daarom beter uit als u de tijd neemt om deze te configureren met geselecteerde velden, indeling, media, enzovoort.

OpmerkingOpmerking:

Voor objectlagen is de pop-up altijd ingeschakeld. U ziet daarom geen optie om pop-ups in te schakelen. Wel is er een optie om deze te configureren.

Stappen:
  1. Controleer of u bent aangemeld.
  2. Open de kaart in de ArcGIS.com-map viewer.
  3. Klik op de knop Details.
  4. Klik op de knop Inhoud kaart weergeven.
  5. Blader naar de sublaag die de objectgegevens bevat die u in een pop-up wilt weergeven.
  6. Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Pop-up inschakelen.

Als u geen pop-ups wilt weergeven voor een laag die u eerder hebt ingeschakeld, klikt u op de pijl aan de rechterkant van de laagnaam en klikt u op Pop-up verwijderen. Er is geen optie om pop-ups voor kaartnotities of KML-lagen te verwijderen.

Pop-ups configureren

Stappen:
  1. Controleer of u bent aangemeld.
  2. Open de kaart in de ArcGIS.com-map viewer.
  3. Klik op de knop Details.
  4. Klik op de knop Inhoud kaart weergeven.
  5. Blader naar de sublaag die de objectgegevens bevat die u in een pop-up wilt weergeven.
  6. Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Pop-up configureren. U kunt de drie gedeelten van de pop-up configureren: titel, inhoud en media.
  7. Geef een titel op voor uw pop-up.
    1. Gebruik de knop [+] om de veldwaarden te selecteren uit uw gegevens. De veldwaarden bevatten veldaliassen, gevolgd door de veldnamen. Standaard wordt het primaire veld weergegeven.
    2. U kunt ook statische tekst invoeren in plaats van of als aanvulling op de veldwaarden.

    Stel u wilt dat uw titel de populatie per land weergeeft. U kunt uw titel configureren met een combinatie van statische tekst en veldwaarden, bijvoorbeeld Populatie van, gevolgd door de veldwaarde van de gegevens van landnamen [Land_naam]. Vervolgens typt u en isgelijkteken = en tot slot een andere veldwaarde die de populatie aangeeft, [pop2010]. Uw geconfigureerde titel zou als volgt zijn:

    Populatie van [Land_naam] = [pop2010]

    Nu hebt u een titel waarbij de veldwaarden in de titel worden vervangen, bijvoorbeeld: Populatie van Clark County = 453099.

  8. Selecteer een attribuutoptie in het vervolgkeuzemenu om de inhoud voor de pop-up in te stellen. U kunt kiezen uit een lijst met veldkenmerken, een beschrijving van één veld, een aangepaste kenmerkweergave of geen kenmerkinformatie.
    1. Als u de attributen wilt configureren in het veld of de velden die u wilt weergeven, klikt u op de koppeling Attributen configureren. Selecteer welke velden u wilt weergeven. U kunt ook een veld selecteren om de alias ervan te wijzigen, het veld te ordenen en het veld op te maken. Voor numerieke velden (zoals populatie) selecteert u het aantal decimale plaatsen dat moet worden weergegeven en of een 1.000-scheidingsteken moet worden gebruikt.
      TipTip:

      Als de kaartlaag bewerkingen ondersteunt, kunt u selecteren welke velden bewerkt kunnen worden. Zorg ervoor dat u ook het veld weergeeft (zodat het verschijnt in de pop-up voor bewerkingen). Voor bewerkbare tekstvelden kunt u het type tekstvak selecteren en een tip opgeven.

    2. Als u ervoor hebt gekozen om de beschrijving van één veld te laten zien, klikt u op de pijl onder Selecteer het veld dat de beschrijving bevat en klikt u op een veldnaam die u wilt weergeven.
    3. Als u een aangepaste kenmerkweergave kiest, klikt u op de knop Configureren om op te geven welke informatie u wilt weergeven en in welke indeling. Dankzij de aangepaste attribuutweergave kunt u een combinatie van tekst met opmaak, attributen en koppelingen gebruiken, zodat u over maximale controle en flexibiliteit beschikt voor uw weergave. Als u een aangepaste attribuutweergave maakt voor een bewerkbare laag, worden de attributen weergegeven als een lijst wanneer iemand het object bewerkt.
  9. Als uw objectlaag bijlagen bevat, kunt u ervoor kiezen om de bijlagen onder aan de pop-up weer te geven als koppelingen. Bijlagen worden ondersteund als tabel die is gekoppeld aan een featureklasse in een featureservice.
  10. Voeg media toe aan uw pop-up als u dat wilt, zoals afbeeldingen of diagrammen.
  11. Klik op Pop-up opslaan zodra u klaar bent met het configureren van uw pop-ups.
  12. Klik op Kaartlaag opslaan om de configuratie op te slaan als een eigenschap van het item. U kunt itemeigenschappen alleen opslaan als u de eigenaar van de kaartlaag bent of als u deze opslaat als een nieuw item.
  13. Klik op Opslaan boven aan de map viewer om de wijzigingen van de pop-ups op de kaart op te slaan.

Bijlagen weergeven

Pop-ups kunnen worden geconfigureerd om bijlagen weer te geven als koppelingen als de kaart een objectlaag bevat met bijlagen in zijn gegevens. U ziet alleen een optie om bijlagen weer te geven als de laag er heeft. Wanneer de pop-up wordt weergegeven, worden de bijlagekoppelingen onderaan in het venster weergegeven. Wanneer u op een van koppelingen klikt, opent u de bijlagen in een nieuw venster.

Stappen:
  1. Volg de eerste zes stappen in de sectie Pop-up configureren om het deelvenster Pop-up configureren te openen voor de laag die u wilt configureren.
  2. Schakel het selectievakje naast Objectbijlagen weergaven als links in.
  3. Klik op Pop-up opslaan.
  4. Klik op Kaartlaag opslaan om de configuratie op te slaan als een eigenschap van het item. U kunt itemeigenschappen alleen opslaan als u de eigenaar van de kaartlaag bent of als u deze opslaat als een nieuw item.
  5. Klik op Opslaan boven aan de map viewer om de wijzigingen van de pop-ups op de kaart op te slaan.

Afbeeldingen weergeven

U kunt afbeeldingen opnemen in uw pop-ups. De afbeeldingen kunnen binnen de gegevens van de laag worden gehouden, maar u kunt ook een URL invoeren naar een afbeelding die is opgeslagen op een externe website of op ArcGIS Online. De afbeeldingen kunnen titels, bijschriften en koppelingen naar verwante websites bevatten.

TipTip:

Voor de beste weergave moet u afbeeldingen maken die 200 pixels breed en 150 pixels hoog zijn. Als uw afbeelding kleiner is dan 200 bij 150, ziet u een witte rand in het venster. Als de afbeelding groter is, schaalt uw webbrowser de afbeelding automatisch opnieuw naar 200 op 150 en kan de afbeelding er mogelijk vervormd uitzien.

Stappen:
  1. Volg de eerste zes stappen in de sectie Pop-up configureren om het deelvenster Pop-up configureren te openen voor de laag die u wilt configureren.
  2. Klik op de knop Toevoegen en kies Afbeelding.
  3. Voer een titel in voor de afbeelding. Standaard wordt het primaire veld weergegeven.
    1. Klik op de knop [+] en selecteer een veldwaarde uit uw gegevens. Gebruik deze optie als u een unieke titel wilt gebruiken voor elk object in uw gegevens.
    2. Optioneel kunt u ook statische tekst invoeren in plaats van of als aanvulling op de veldwaarde.
    3. Als u geen titel wilt bij uw afbeelding, verwijdert u elke tekst die verschijnt in het veld zodat het veld leeg is.
  4. Voer een bijschrift in. Het bijschrift verschijnt onder de titel en boven de afbeelding. Dit is nuttig om een korte toelichting bij de afbeelding te geven. Standaard wordt geen bijschrift weergegeven.
    1. Klik op de knop [+] en selecteer een veldwaarde uit uw gegevens. Gebruik deze optie als u een uniek bijschrift wilt gebruiken voor elk object in uw gegevens.
    2. U kunt ook statische tekst invoeren in plaats van of als aanvulling op de veldwaarden.
    3. Als u geen bijschrift wilt bij de afbeelding, verwijdert u elke tekst die verschijnt in het veld zodat het veld leeg is.
  5. Voer de URL naar de afbeelding in.
    1. Klik op de knop [+] en selecteer een veldwaarde uit uw gegevens. Gebruik deze optie als u een unieke afbeelding wilt gebruiken voor elk object in uw gegevens.
    2. Voer optioneel de URL naar een afbeelding in. PNG-, JPEG- en GIF-afbeeldingen worden ondersteund.
  6. Voer de URL van een verwante koppeling in. Wanneer u op de afbeelding klikt, wordt deze URL geopend in een nieuw venster. Dit is optioneel.
    1. Klik op de knop [+] en selecteer een veldwaarde uit uw gegevens. Gebruik deze optie als u een unieke URL wilt gebruiken voor elk object in uw gegevens.
    2. Of voer een URL van een verwante koppeling in.
  7. Klik op OK om uw afbeeldingsconfiguratie op te slaan en het venster Afbeelding configureren te sluiten.
  8. Als u meer dan één afbeelding (of andere media-items) hebt en de volgorde waarin de items in de pop-up verschijnen, wilt wijzigen, klikt u op een media-item in het vak Pop-up media en klikt u op de knop Omhoog of Omlaag.
  9. Klik op Pop-up opslaan.
  10. Klik op Kaartlaag opslaan om de configuratie op te slaan als een eigenschap van het item. U kunt itemeigenschappen alleen opslaan als u de eigenaar van de kaartlaag bent of als u deze opslaat als een nieuw item.
  11. Klik op Opslaan boven aan de map viewer om de wijzigingen van de pop-ups op de kaart op te slaan.

Diagrammen weergeven

U kunt diagrammen toevoegen om de waarden van de numerieke kenmerkvelden grafisch weer te geven. U kunt cirkeldiagrammen, staafdiagrammen, kolomdiagrammen en lijndiagrammen toevoegen.

Stappen:
  1. Volg de eerste zes stappen in de sectie Pop-up configureren om het deelvenster Pop-up configureren te openen voor de laag die u wilt configureren.
  2. Klik op de knop Toevoegen en kies het type diagram dat u wilt tonen.
  3. Voer een titel in voor het diagram.
    1. Gebruik de knop [+] om een veldwaarde te selecteren uit uw gegevens. Standaard wordt het primaire veld weergegeven.
    2. Optioneel kunt u ook statische tekst invoeren in plaats van of als aanvulling op de veldwaarde.
    3. Als u geen titel wilt bij uw diagram, verwijdert u elke tekst die verschijnt in het veld zodat het veld leeg is.
  4. Voer een bijschrift in voor het diagram. Het bijschrift verschijnt onder de titel en boven het diagram. Dit is nuttig als korte toelichting bij de gegevens in het diagram. U kunt een aanduiding van eenheden opnemen in de diagrambeschrijving voor kolom-, staaf- of lijndiagrammen. Een cirkeldiagram toont percentages en dit wordt met een label weergegeven op het diagram wanneer de pop-up wordt gemaximaliseerd.
    1. Gebruik de knop [+] om een veldwaarde te selecteren uit uw gegevens. Standaard wordt geen bijschrift weergegeven.
    2. Optioneel kunt u ook statische tekst invoeren in plaats van of als aanvulling op de veldwaarde.
    3. Als u geen bijschrift wilt bij de afbeelding, verwijdert u elke tekst die verschijnt in het veld zodat het veld leeg is.
  5. Selecteer de velden die u wilt opnemen in het diagram.
  6. Selecteer een veld Normaliseren om de gegevens te normaliseren. De waarden in dit veld worden gebruikt voor het splitsen van het waardeveld om percentages te maken. De normalisatiepercentages zijn nuttig wanneer andere factoren de numerieke waarden die u classificeert en weergeeft, beïnvloeden. De bevolking kan bijvoorbeeld worden beïnvloed door de grootte van een provincie, zodat u de bevolking kunt opsplitsen per gebied om de gegevens te standaardiseren. Gegevensnormalisatie is ook nuttig om een betekenisvolle vergelijking te maken als de waarden in de velden niet dezelfde meeteenheden gebruiken.
  7. Klik op OK om uw afbeeldingsconfiguratie op te slaan.
  8. Als u meer dan één diagram (of afbeelding) hebt en de volgorde waarin de items in de pop-up verschijnen, wilt wijzigen, selecteert u een media-item en klikt u op de knop Omhoog of Omlaag.
  9. Klik op Pop-up opslaan.
  10. Klik op Kaartlaag opslaan om de configuratie op te slaan als een eigenschap van het item. U kunt itemeigenschappen alleen opslaan als u de eigenaar van de kaartlaag bent of als u deze opslaat als een nieuw item.
  11. Klik op Opslaan boven aan de map viewer om de wijzigingen van de pop-ups op de kaart op te slaan.

Pop-ups configureren voor beelden

U kunt pop-ups op een afbeeldingslaag configureren als u met een imageservice werkt die op een mozaïekgegevensset is gebaseerd. Een pop-up op een afbeeldingslaag geeft de attributen van afbeeldingen op de huidige locatie weer, zoals de acquisitiedatum, sensortype en bewolking. De pop-up geeft alleen informatie weer uit de afbeeldingen die zichtbaar zijn bij de huidige kaartschaal. Afbeeldingen worden geordend in de pop-up op basis van de instelling voor de weergavevolgorde. Zie Beelden weergeven voor meer informatie over kaartschaal en de weergavevolgorde van afbeeldingen.

Pop-ups kunnen ook de pixelwaarden van kwantitatieve gegevens weergeven, zoals informatie over hoogte, neerslag, temperatuur, reflectiviteit en dergelijke. Er zijn twee typen kwantitatieve pixelwaarden die u kunt configureren: itempixelwaarde en Service Pixel Value. geeft de ruwe pixelwaarde op een gegeven locatie aan. geeft de verwerkte en geresampelde pixelwaarde bij de huidige kaartschaal aan. Het is goed mogelijk dat de servicepixelwaarde een andere betekenis of eenheid heeft dan de itempixelwaarde. Een voorbeeld: bij een Landsat-service kan een NDVI (Normalized Difference Vegetation Index) op het serviceniveau zijn toegepast. In dit scenario geven de servicepixelwaarden NDVI aan, terwijl de itempixelwaarden de oorspronkelijke DN-waarden (digitaal getal) aangeven.

Als u met kwalitatieve waarden werkt, kunt u ook categorische informatie weergeven die aan de pixelwaarden is gekoppeld, zoals type landbedekking.

OpmerkingOpmerking:

Als u met een imageservice werkt die is gemaakt met een rastergegevensset in plaats van een mozaïekgegevensset kunt u ook pop-ups configureren. Deze geven echter alleen de servicepixelwaarde weer.

Volg onderstaande stappen als u pixelwaarden en categorische informatie in pop-ups wilt weergeven.

Stappen:
  1. Volg de eerste zes stappen in de sectie Pop-up configureren om het deelvenster Pop-up configureren te openen voor de beeldenlaag die u wilt configureren.
  2. Klik op de koppeling Attributen configureren.

    Hiermee wordt het venster Attributen configureren geopend.

  3. Blader naar de veldnamen servicepixelwaarde en itempixelwaarde.

    Als uw imageservice categorische informatie bevat, ziet u velden die beginnen met Raster. U kunt de instellingen configureren om ook deze velden weer te geven.

  4. Schakel het selectievakje in naast itempixelwaarde als u van plan bent de ruwe waarden van uw gegevens weer te geven. U kunt de naam van een veld wijzigen met een veldalias om uw gegevens beter te beschrijven.
  5. Schakel het selectievakje in naast servicepixelwaarde als u van plan bent de verwerkte waarden van uw gegevens weer te geven. U kunt de naam van een veld wijzigen met een veldalias om uw gegevens beter te beschrijven.
  6. Klik op OK om te accepteren dat de attribuutvelden in de pop-up worden weergegeven.
  7. Klik op Kaartlaag opslaan om de configuratie op te slaan als een eigenschap van het item. U kunt itemeigenschappen alleen opslaan als u de eigenaar van de kaartlaag bent of als u deze opslaat als een nieuw item.
  8. Klik op Opslaan boven aan de map viewer om de wijzigingen van de pop-ups op de kaart op te slaan.
2/14/2014