Beelden weergeven

Met de ArcGIS.com-map viewer kunt u beelden maken en op het web weergeven. Als auteur van een kaart bepaalt u hoe de rest van de wereld uw beelden visualiseert.

Als u een afbeeldingslaag aan een kaart toevoegt, gebruikt de kaart in eerste instantie de standaard weergave-instellingen van de imageservice. Als u de vormgeving en volgorde van de afbeeldingen in de weergave wilt wijzigen, kunt u de weergave, de weergavevolgorde en de kwaliteit van de afbeeldingen wijzigen.

Afbeeldingsweergave

U kunt de afbeeldingsweergave wijzigen door een vooraf gedefinieerde template te gebruiken of door de bandcombinatie en stretch parameters in te stellen.

Een vooraf gedefinieerde template gebruiken

Als u een imageservice publiceert, kunt u de afbeeldingsweergave vooraf definiëren met templates. Er zijn diverse redenen waarom u een vooraf gedefinieerde template zou willen gebruiken:

  • Geef een heldere en goede weergave van de gegevens weer.
  • Geef de afbeeldingen weer zonder wolken.
  • Benadruk bepaalde objecten in de afbeelding.

U kunt een van de vooraf gedefinieerde templates gebruiken. Kies de template die het beste bij uw kaart past.

Stappen:
  1. Open de kaart in de ArcGIS.com-map viewer.
  2. Klik op de knop Inhoud in het deelvenster Details.
  3. Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Afbeeldingsweergave. Het deelvenster Afbeeldingsweergave wordt links van de map viewer weergegeven.
  4. Klik op het vervolgkeuzepijltje Renderer en kies de weergavetemplate die u wilt gebruiken.
  5. Klik op de knop Toepassen.

De kaart geeft de afbeelding weer volgens de instellingen van de gekozen template. Deze templates kunnen niet binnen de kaart worden bewerkt.

De gebruikergedefinieerde renderer gebruiken

Aan de hand van de bandcombinatie kunt u bepalen welke banden worden weergegeven. U gebruikt hiervoor het rood-groen-blauwe schema voor het samenstellen van kleuren. De verschillende kleurencombinaties geven uw beelden met diverse kleureffecten weer. U kunt uw gegevens in natuurlijke kleuren weergeven (rood, groen en blauw), waardoor de laag wordt weergegeven zoals we die normaliter zien. Andere kleurencombinaties kunnen vegetatie, stedelijke gebieden, water en andere objecten benadrukken.

De stretchparameters verbeteren de weergave van uw afbeelding doordat gebruik wordt gemaakt van verschillende contrastverbeteringen. De volgende contrastverbeteringen bepalen het bereik van waarden die worden weergegeven.

  • Geen: er worden geen aanvullende verbeteringen op afbeeldingen toegepast.
  • Minimum en Maximum: geeft het gehele bereik van waarden in uw afbeelding weer.
  • Standaarddeviatie: geeft waarden weer tussen een bepaald aantal standaarddeviaties.
  • Percentage Clip: stelt waardebereiken in om weer te geven. Gebruik de twee tekstvakken om de plafond- en drempelpercentages te bewerken.

Ook kunt u aanvullende aanpassingen aanbrengen voor het dynamische bereik en de gammafactor.

  • Aanpassing dynamisch bereik: voert een van bovenstaande stretchbewerkingen uit maar beperkt de waardebereiken tot wat momenteel in het weergavevenster van kracht is. Deze optie is altijd ingeschakeld als de imageservice geen globale statistieken heeft.
  • Gamma: rekt de middenwaarden in een afbeelding op maar houdt de extreem hoge en lage waarden gelijk.

Stappen:
  1. Open de kaart in de ArcGIS.com-map viewer.
  2. Klik op de knop Inhoud in het deelvenster Details.
  3. Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Afbeeldingsweergave. Het deelvenster Afbeeldingsweergave wordt links van de map viewer weergegeven.
  4. Klik op het vervolgkeuzepijltje Renderer en kies een gebruikergedefinieerde afbeeldingsweergave.
  5. Pas de samenstelling van rood, groen en blauw aan met de banden die u weergegeven wilt hebben.
  6. Klik op het vervolgkeuzepijltje Stretch en kies het type stretch dat u wilt gebruiken.
    • Geen
    • Minimum en maximum
    • Standaarddeviatie
    • Percentage clip
    1. Pas desgewenst overige parameters voor de desbetreffende stretch aan.
  7. Klik op de knop Toepassen.

De kaart geeft de afbeelding weer met de gebruikergedefinieerde parameters die u hebt ingesteld.

Weergavevolgorde van afbeeldingen

Een imageservice die is gepubliceerd vanuit een mozaïekgegevensset bevat een of meer afbeeldingen. Deze afbeeldingen worden op het moment dat dit nodig is als mozaïekafbeelding gemaakt en gedragen zich als één enkele afbeelding als een gebruiker door de service bladert. Bij het maken van een kaart kunt u selecteren hoe de kaart aan het publiek wordt weergeven. U kunt de afbeeldingsvolgorde bepalen en hoe u overlappende gebieden oplost. Afbeeldingsvolgorde verwijst naar hoe u een afbeelding selecteert als er meerdere afbeeldingen van hetzelfde gebied zijn. Ook kunt u bepalen hoe u gebieden van afbeeldingen weergeeft die elkaar overlappen.

Als de auteur stelt u de Prioriteitsmethode voor weergavevolgorde in; hiermee bepaalt u welke afbeeldingen zichtbaar zijn en in welke volgorde. Afbeeldingen in een imageservice zijn zichtbaar bij bepaalde schalen. Het zichtbaarheidsbereik komt overeen met de minimale pixelgrootte (MinPS) en maximale pixelgrootte (MaxPS) in de afbeeldingsattributen. De zichtbaarheidsinstelling wordt altijd gerespecteerd, tenzij de optie Een lijst met afbeeldingen wordt gekozen.

Schakel het selectievakje De volgorde omkeren in om de prioriteitsvolgorde om te keren.

Nadat u de Prioriteitsmethode voor weergavevolgorde hebt ingesteld, kan het wel eens gebeuren dat twee of drie afbeeldingen elkaar overlappen. Met de volgende instellingen kunt u het probleem van overlappende gebieden oplossen:

Stappen:
  1. Open de kaart in de ArcGIS.com-map viewer.
  2. Klik op de knop Inhoud in het deelvenster Details.
  3. Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Weergavevolgorde van afbeeldingen. Het deelvenster Weergavevolgorde van afbeeldingen wordt links van de map viewer weergegeven.
  4. Selecteer de methode om de beelden prioriteiten te geven.
  5. U kunt desgewenst de volgorde omkeren door het selectievakje De volgorde omkeren in te schakelen.
  6. Selecteer de methode voor het oplossen van overlappende pixels.
  7. Klik op de knop Toepassen.

De kaart geeft de afbeeldingen weer met de parameters voor zichtbaarheid en prioriteit die u hebt ingesteld.

Afbeeldingskwaliteit instellen

Er is een balans tussen de prestaties en kwaliteit van de afbeeldingslagen; ze kunnen ten koste van elkaar worden aangepast. Hoe hoger de kwaliteit van afbeeldingen hoe groter de bestanden, en dit heeft zijn invloed op de prestatiesnelheid. De prestaties zijn ook afhankelijk van de verbindingssnelheid. Er zijn diverse opties die u kunt kiezen, afhankelijk van uw wensen en de beschikbare bandbreedte.

Gebruik in het algemeen de optie Kwaliteit of Gebalanceerd. Kies de optie Prestaties als u een netwerk met een lage bandbreedte hebt. Als u Prestaties kiest, worden transparante pixels zwart weergegeven.

Stappen:
  1. Open de kaart in de ArcGIS.com-map viewer.
  2. Klik op de knop Inhoud in het deelvenster Details.
  3. Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Afbeeldingskwaliteit.

    De schuifregelaar Afbeeldingskwaliteit wordt in de map viewer weergegeven.

  4. Selecteer het compressieniveau met de schuifregelaar.

De kaart geeft de afbeelding weer met de gekozen compressiekwaliteit.

Afbeeldingen filteren

Als u meerdere afbeeldingen in uw imageservice hebt, kunt u de weergegeven afbeeldingen met attribuutquery's filteren. Het filteren van afbeeldingslagen werkt op soortgelijke wijze als het filteren van objectlagen. Een voorbeeld: als u met het gehele Landsat-archief werkt maar alleen wolkeloze afbeeldingen van Landsat-7 wilt zien uit de periode voordat de scanlijncorrectie uitviel, kunt u daarvoor een filter gebruiken. Eén opmerking over het filteren van afbeeldingen: de kaartschaal kan gevolgen hebben voor de zichtbaarheid van gefilterde afbeeldingen.

Tabel/tabelopties weergeven

U kunt de tabel van de afbeeldingslaag weergeven. In de tabel staat metadata voor elke afbeelding, die nuttig kunnen zijn om te bepalen welke categorieën u bij het filteren wilt gebruiken. Aan de hand van de tabellen kunt u ook het volgende doen:

Legenda

Als uw imageservice wordt gedeeld op een ArcGIS 10.2-server of later, kunt u een legenda in uw kaart weergeven. De legenda wordt standaard weergegeven, maar er is een optie waarmee u de legenda kunt verbergen.

2/14/2014