Filters toepassen
Een filter biedt een doelgerichte weergave van een objectlaag in een kaart. Door de zichtbaarheid van objecten in een laag te beperken, kunt u tonen wat echt belangrijk is. U kunt bijvoorbeeld een filter maken op een misdaadlaag, zodat alleen brandstichtingen op de kaart worden weergegeven. Deze gefilterde weergave kan patronen van brandstichtingen in kaart brengen en de politie helpen om toekomstige pogingen van brandstichtingen te voorkomen.
Als kaartauteur kunt u ook interactieve filters instellen waarmee uw publiek de gegevens zelf kan verkennen. Door prompts meldingen en hints te bieden over de beschikbare waarden in de laag, kunt u uw publiek wijzen op andere interessante filters die ze op hun objecten zouden kunnen toepassen. U kunt bijvoorbeeld een interactieve filter instellen op een scholenlaag, zodat uw publiek kan kiezen tussen lagere scholen, middenscholen en secundaire scholen. De laag toont standaard lagere basisscholen. Als uw publiek de prompt en hint die u hebt toegevoegd, leest, weten deze gebruikers dat ze de waarde kunnen wijzigen in middenschool of secundair om de verschillende typen scholen op de kaart weer te geven.
Werken met bestaande filters
Als de objectlaag van een kaart een filter bevat, ziet u een gefilterde weergave van de objecten. Alleen de objecten die voldoen aan de filtercriteria, verschijnen op de kaart. De auteur van een kaart heeft bijvoorbeeld een filter ingesteld op een scholenlaag met lagere, midden- en secundaire scholen, zodat alleen de lagere scholen worden weergegeven (bijvoorbeeld Type is Lagere). In dit geval worden middenscholen en secundaire scholen weggefilterd uit de kaartweergave. Als de auteur van de kaart een interactieve filter op de scholenlaag heeft ingesteld, kunt u de waarde wijzigen in Midden, zodat u alleen de middenscholen in de omgeving ziet.
U hebt toegang tot de filter om de expressies te bekijken, interactieve expressies in de filter te wijzigen en de filter te bewerken. Eventuele wijzigingen die u maakt, verschijnen alleen op uw weergave van de kaart (behalve als u eigenaar bent van de kaart, in dit geval kunt u uw wijzigingen opslaan).
- Open de kaart met de gefilterde laag in de ArcGIS.com-map viewer.
- Klik op de knop Inhoud in het deelvenster Details.
- Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Filter. Het venster Filter verschijnt
- Wijzig, bewerk of bekijk de filter.
- Op het tabblad Wijzigen kunt u een nieuwe waarde toepassen voor een bestaande interactieve filter. Voer een nieuwe waarde voor de expressie in en klik op de knop Filter toepassen. De kaartweergave wordt bijgewerkt met de nieuwe gefilterde weergave van de objectlaag. Het tabblad geeft ook beschrijvende versies van de expressies in de filter weer. Dit tabblad verschijnt als er interactieve expressies in de filter zijn. Als de filter geen interactieve expressies bevat, ziet u een tabblad Weergave in plaats van beschrijvende versies van de expressies in de filter.
- Op het tabblad Bewerken kunt u de expressies bijwerken. Zie het gedeelte Filters maken voor meer informatie over het bijwerken van de expressies.
Filters maken
U kunt filters maken op gehoste featureservicelagen, ArcGIS Server-featureservicelagen en ArcGIS Server-mapservicelagen met daaraan geassocieerde attribuutgegevens. U kunt geen filters maken op kaartnotities of objecten die uit een bestand zijn geïmporteerd. Alleen de objecten die voldoen aan de criteria van de expressie, zullen zichtbaar zijn op de kaart.
- Open de kaart in de ArcGIS.com-map viewer.
- Klik op de knop Inhoud in het deelvenster Details.
- Klik op de pijl rechts van de laagnaam en klik op Filter. Het venster Filter verschijnt met een tabblad Maken.
- Maak uw eigen definitie-expressie.
- Expressies gebruiken de algemene vorm van <Field_name> <Operator> <Value, Field or Unique>.
- U kunt één expressie, meerdere expressies of een of meer sets expressies maken. Een set is een groep expressies, bijvoorbeeld Type is lagere en Inschrijving is ten minste 400.
- Als u meer dan één expressie hebt, kiest u om objecten weer te geven in de laag die overeenkomst met Alle of Eén van uw expressies. Alle vereist dat elk van de criteria die u hebt opgegeven, waar moet zijn. Eén betekent dat slechts één van uw expressies moet waar zijn om de objecten te kunnen weergeven.
- Voor het veldgedeelte van de expressie klikt u op de vervolgkeuzepijl Veld en kiest u in de lijst het veld waarop u de query wilt uitvoeren.
- Voor het operatorgedeelte van de expressie klikt u op de vervolgkeuzelijstpijl Operators en kiest u een operator uit de lijst.
- Als u wilt filteren op basis van een specifieke waarde, kiest u Waarde en voert u waarde in het veld in. Het invoervak varieert afhankelijk van het veldtype.
- Als u de waarde in één veld wilt vergelijken met de waarde in een ander veld, kiest u Veld, klikt u op de vervolgkeuzepijl en kiest u het veld voor uw expressie.
- Als u wilt filteren of basis van een specifieke waarde in het veld dat u voor uw expressie hebt geselecteerd, kiest u Uniek en selecteert u een unieke waarde uit uw veld. Unieke-waardefilters hebben een mapservice versie 10.1 of hoger nodig. De optie Uniek verschijnt niet als u een filter maakt op een service versie 10.0 of vroeger.
- Als u expressie hebt gemaakt op basis van waarden of een unieke waarde, kunt u een interactieve expressie instellen. U kunt niet vragen naar waarden op expressies op basis van een veld. Klik op het vakje links of klik op Vragen om waarden. Voer informatie over de waarde in het velde Prompt en een hint in het veld Tip in.
- Als u een expressie in de filter wilt verwijderen, klikt u op de knop Verwijderen
rechts van uw expressie.
- Klik op Filter toepassen om de gefilterde weergave op de kaart in te schakelen.
- Als u de filter wilt ongedaan maken en alle objecten in de laag wilt weergeven, klikt u op Filter verwijderen.
Overwegingen voor filters
- U kunt filters maken op gehoste featureservicelagen, ArcGIS Server-featureservicelagen en ArcGIS Server-mapservicelagen met daaraan geassocieerde attribuutgegevens. U kunt geen filters maken op kaartnotities of objecten die uit een bestand zijn geïmporteerd.
- Als u een veldnaam wilt wijzigen, bewerkt u de veldalias via pop-upconfiguratie.
- U kunt interactieve expressies maken op basis van waarden of unieke waarden. U kunt geen interactieve expressies maken op basis van een veld.
- U kunt datumvelden filteren op gehoste featureservicelagen en services op ArcGIS Server 10.2 en hoger.
- Voeg geen speciale tekens toe aan uw waarden tenzij deze speciale tekens een onderdeel van de waarde zijn. Als u bijvoorbeeld Stad is "New York" gebruikt, wordt het object met de naam New York niet gevonden. In dit voorbeeld gebruikt u Stad is New York.
- Als uw veld gecodeerde waarden bevat, geeft de lijst Waarden alle gecodeerde waarden weer die door de service voor het veld zijn gedefinieerd. Dit kunnen waarden zijn die niet bestaan als objecten in de laag. De lijst Uniek toont alle objecten in de laag (die een subset kunnen zijn van de waarden in de service).
- De optie Uniek heeft een mapservice versie 10.1 of hoger nodig. De optie verschijnt niet als u filtert op een mapservice versie 10.0 of vroeger.
- Als u meerdere expressies hebt, variëren uw resultaten naargelang u deze in sets hebt gegroepeerd en hoe. Als u bijvoorbeeld een filter maakt waarbij alle volgende expressies waar moeten zijn: Type is midden of Type is secundair (dit is een set) en Categorie is privé (dit is een enkele expressie), selecteert de filter privémiddenscholen en secundaire privéscholen. Als u in plaats daarvan uw filter maakt waarbij de volgende opties waar moeten zijn: Type is secundair en Categorie is privé (dit is nu uw set) of Type is midden (dit is een enkele expressie), selecteert uw filter alle openbare en privémiddenscholen en alle secundaire privéscholen.